2020: Herstelgerichte blik naar de toekomst

Artikel in SCHADE magazine

Dekt de vlag de lading nog?

Een aantal jaren geleden is onder aanvoering van de heren Siewert Lindenbergh (hoogleraar privaatrecht Erasmus Universiteit Rotterdam), Ton Hartlief (hoogleraar privaatrecht Universiteit Maastricht en advocaat-generaal bij de Hoge Raad) en Arno Akkermans (hoogleraar privaatrecht VU Amsterdam) de term ‘herstelgerichte dienstverlening’ geïntroduceerd in de letselschadewereld. 

“Wij verwijzen naar het LSA-congres in januari 2015, het symposium HerstelPlaza in juni 2015 en de Letselschaderaadsdag in oktober 2015. Deze visie is de afgelopen jaren uitgebreid in woord en geschrift uitgedragen en heeft als methode en werkwijze inmiddels een vaste plek gekregen in de letselschadewereld. De vraag is of het begrip ‘herstelgerichte dienstverlening’ en de invulling daarvan in de huidige context de lading nog wel volledig dekt.” Aan het woord is Peter van den Bedem, senior consultant personenschade bij Sedgwick. Samen met caremanager en arbeidsdeskundige bij MetZorg Harry Luiten gaat hij nader in op de term ‘herstelgerichte dienstverlening’. Dekt die term de lading nog wel?

Harry van Luiten: “Herstelgerichte dienstverlening is volgens de Letselschaderaad dienstverlening die is gericht op het (functioneel) herstel van een persoon (belanghebbende) met letselschade door het vinden van een nieuw perspectief. Herstel is een breed begrip, het gaat niet alleen om medisch herstel, maar ook om praktisch, sociaal, psychologisch en emotioneel herstel. Het gaat bij het vinden van een nieuw perspectief om het herstel van vertrouwen en het herwinnen van zelfredzaamheid en autonomie in zowel privé als arbeid. Dit vraagt om een onafhankelijke, integrale en vaak multi- of interdisciplinaire aanpak en goede samenwerking door alle betrokkenen.” 

De huidige praktijk

De herstelgerichte dienstverlening wordt uitgevoerd door deskundige en veelal gecertificeerde en/of geregistreerde professionals. Zij worden ingeschakeld door verzekeraars en belangenbehartigers om de belanghebbende en niet te vergeten zijn of haar naasten te begeleiden, te ondersteunen en te ontzorgen bij de hulpvragen na een verkeers- of bedrijfsongeval of een medisch incident. En om de hulpvragen voor het heden én de toekomst daadwerkelijk concreet en praktisch in te vullen. Daarnaast is begeleiding en ondersteuning van belanghebbende bij de terugkeer in eigen of ander werk ook een belangrijk onderdeel van deze dienstverlening.

Dekt de vlag de lading nog?

“Herstelgericht werken betekent in algemene zin sturen op en toewerken naar een toestand van hoe het was”, licht Peter toe. “Kort door de bocht: een terugkeer naar een vorige toestand. In letselschadetermen: de situatie van voor het ongeval. Het idee is altijd geweest om belanghebbende zo veel als mogelijk in zowel privé als de werksituatie terug te brengen in de toestand van voor de schadeveroorzakende gebeurtenis. Het hoeft ons inziens geen betoog dat herstel in de oude toestand, bij blijvend letsel, helaas niet altijd mogelijk is. Daar wringt volgens ons de schoen. 

De situatie van voor het ongeval als uitgangspunt nemen betekent ‘terug denken’. Wij zien met alle inzichten en ervaringen die er inmiddels zijn dat ‘vooruit denken’ en het heden als vertrekpunt nemen voor de invulling van de verdere toekomst de lading beter dekt. Dat betekent dat vanuit het nu naar een nieuwe (eind)situatie toe werken meer recht doet aan een belanghebbende die niet in alle gevallen volledig zal kunnen herstellen. 

De Letselschaderaad geeft in de toelichting aan dat er een nieuw (toekomstig) perspectief gevonden moet worden, maar is dat wel voldoende? Stellen we op dit moment in de huidige context wel de juiste vragen en hebben wij het vizier wel voldoende op de (nieuwe) toekomst van belanghebbende en de naasten gericht? Wij willen daarom een pleidooi houden voor het begrip ‘toekomstgerichte dienstverlening’.”

Toekomstgerichte dienstverlening

Harry vult aan: “Doel is om belanghebbende, zowel in de privésituatie als in de werksituatie, optimaal zelfredzaam te laten zijn of worden zodat hij of zij, zo mogelijk op eigen kracht, weer in de maatschappij kan participeren en mee kan doen met de mogelijkheden die er nog zijn. Het gaat dan om het herstel van autonomie en zelfontplooiing. Kijken dus naar wat nog wél mogelijk is en het maximaal benutten van de overgebleven capaciteiten en mogelijkheden. Verder is het van belang om oog te hebben voor het behoud van de kwaliteit van leven en het verbeteren en veraangenamen van de leef- en arbeidsomstandigheden. Zeker wanneer er sprake is van ernstig letsel vereist dit een toekomstbestendig plan waarmee met alle fasen rekening wordt gehouden of waar op kan worden geanticipeerd.” 

“In 2016 heeft hoogleraar privaatrecht aan de Universiteit van Maastricht Gijs Van Dijck in dit kader een richtinggevend artikel in het Nederlands Juristenblad gepubliceerd (NJB 1006-2016) waarin hij onder andere een pleidooi hield voor ‘herstel binnen de ontstane toestand’. Dat is de toestand na de schadeveroorzakende gebeurtenis”, aldus Peter. “De vragen die gesteld moeten worden zijn dan: “wat nu, hoe nu verder en wat is er nodig”? Terugkijken naar de reeds geleden schade en vooruitkijken naar de toekomst gaat volgens ons overigens heel goed samen. 

Toekomstgerichte dienstverlening betekent op een positieve en actieve manier ‘vooruit denken en met name doen’. Belangrijk uitgangspunt is dat een ongeval met blijvend letsel niet een eindpunt is maar een beginpunt betekent. Het is geen finish maar een nieuwe start, op alle fronten, met alle uitdagingen van dien. Dat betekent dienstverlening die is afgestemd en toegespitst op de huidige en toekomstige hulpvragen en behoeften van belanghebbende en zijn of haar naasten. Ze zijn gediend met concrete en praktische coaching. En met begeleiding door deskundige dienstverleners die inzoomen op wat er nu en in de toekomst nodig is. Die de relevante wet- en regelgeving én de huidige letselschadepraktijk kennen en weten hoe daarin doel- en oplossingsgericht te acteren.”

Een voorbeeld uit de praktijk

Een 34-jarige man, vader van 2 jonge kinderen, heeft bij een bedrijfsongeval in november 2017 een hoge dwarslaesie opgelopen en is als gevolg daarvan blijvend rolstoel- en beademingsafhankelijk. Het ongeval leek in eerste instantie het einde van alles wat hij had en kon, maar werd uiteindelijk een nieuwe start. Na een periode van ziekenhuisopname en aansluitend verblijf in een revalidatie-instelling ‘verhuisde’ hij medio 2018 naar een verpleeghuis. Dit is hoe het in de regel in Nederland gaat. Daar legde hij zich echter niet bij neer. Hij wilde weer thuis wonen, bij zijn gezin. Dat is inmiddels gerealiseerd. Eind 2018 is er een zorgunit achter de woning geplaatst en er is 24/7 zorg ingeregeld. De zorgunit is een tijdelijke oplossing want onlangs is er een bouwkavel gekocht waar in 2020 een passende toekomstbestendige woning op wordt gebouwd. Hij wil ook weer aan het werk – uiteraard in een aangepaste functie - op de tekenkamer bij zijn oude werkgever. Er zijn zeker nog uitdagingen. Zo moet de werkplek worden aangepast. De spraakbediening van de computer moet nog worden geïntegreerd met de besturing van de elektrische rolstoel. Met zijn werkgever, de wmo, de zorgverzekeraar en het UWV worden op dit moment gesprekken gevoerd om dit te realiseren. 

Samenwerking is essentieel

Wat is er nodig om gegeven de omstandigheden van het geval een optimaal resultaat voor alle betrokkenen te boeken? Harry: “Essentieel daarbij is dat én belanghebbende én de schadebehandelaar of schaderegelaar van de verzekeraar én de belangenbehartiger én het ingeschakelde expertisebureau én de ingeschakelde dienstverlener én de gemeentelijke uitvoerders van het sociaal domein (denk met name aan de wmo) voortvarend, respectvol en transparant samenwerken en vanuit de na het ongeval ontstane situatie naar voren denken en acteren. Met een positieve en toekomstgerichte visie om een voor allen optimaal resultaat te bereiken met een voor de belanghebbende en zijn of haar naasten nieuw perspectief. 

Op enig moment komen partijen tot een minnelijke regeling. Daarna moeten belanghebbende en de naasten alleen verder met hun toekomst. Een belangrijk doel van toekomstgerichte dienstverlening is om de hulpvragen van belanghebbende en de naasten in het heden in te vullen en naar de toekomst toe te verankeren door de eventueel overgebleven behoefte aan hulp en begeleiding op lokaal niveau te organiseren én te waarborgen. Wat dat aangaat is er sprake van een zorgplicht die wat ons betreft verder gaat dan het door partijen ondertekenen van een vaststellingsovereenkomst.

Daarbij is het wat ons betreft van groot belang dat niet – zoals nu bijna standaard - gewacht wordt op het moment van een medische eindtoestand die veelal op 2 jaar wordt gesteld, maar dat zo snel als mogelijk na het ongeval de hulpvragen en de mogelijke oplossingen in kaart worden gebracht en dat er naar een nieuwe toekomst wordt toegewerkt. Dat betekent maatwerk en dat kan alleen worden bereikt met de tijdige inzet van deskundige en professionele ‘hulppersonen’ zoals een caremanager, zorgcoördinator, psycholoog, rekenkundige, ondernemerscoach, onderwijsbegeleider, (herstel)coach of arbeidsdeskundige. 

We realiseren ons terdege dat de inzet van genoemde professionals kosten met zich brengen, maar we zijn er ook van overtuigd dat de inzet van deze professionals een goede investering is waarbij de ‘cost voor de baet’ uitgaat. Dat zijn hele ‘ouderwetsche’ woorden voor een zeer nieuwerwetse methodiek in letselschadebehandeling. Naar ons oordeel is het van belang hier nader breed wetenschappelijk onderzoek naar te doen.” 

Conclusie

Concluderend besluit Peter: “Doen wat nodig is! Bij met name ernstig en blijvend letsel hebben belanghebbenden zo snel mogelijk na het ongeval één of meerdere professionele hulppersonen nodig die de behoeften en hulpvragen in kaart brengen en samen met belanghebbende, zijn belangenbehartiger en de verzekeraar toewerken naar een voor belanghebbende nieuwe realiteit waarbij de belanghebbende centraal staat. De hiervoor bedoelde dienstverlening is niet beperkt tot de ingeschakelde hulppersoon, maar raakt alle betrokken partijen in het letselschadeproces. 

Onze verwachting is dat door te doen wat nodig is in een dossier waarbij bij aanvang mogelijk sprake lijkt te zijn van blijvende beperkingen, de doorlooptijd van het dossier én de daarmee gepaard gaande kosten in zowel de privésfeer als in arbeid substantieel zullen afnemen. Dat heeft dan uiteindelijk ook een positief effect op de behandelkosten. Maar nog belangrijker is dat belanghebbenden zelf sneller perspectief naar de toekomst gaan zien, krijgen en ervaren. En dat daardoor de zelfredzaamheid en de autonomie voor het heden en de toekomst wordt vergroot.”

Klik hier voor het volledige artikel.